In de tachtiger jaren van de vorige eeuw gaven alarmerende berichten over bossterfte in de nabijheid van industriegebieden een boost aan het maatschappelijke milieubewustzijn. Luchtverontreiniging en de daarbij behorende zure regen veroorzaakte vitaliteitsproblemen in bossen; op den duur zou dat tot grootschalige bossterfte kunnen leiden.
De vitaliteitsproblemen waren vooral zichtbaar in streken met zware industrie, zoals in het grensgebied van Duitsland, Polen en Tsjechoslowakije. Daar ging bos ook echt dood.

Minder zwavel

Het giftige zwaveldioxide was een belangrijke component van de zure neerslag. Deze stof lost op in water tot zwavelzuur waardoor de regen letterlijk zuur werd. De bosbodem, en daarmee het hele ecosysteem, verzuurt dus als er zwaveldioxide in de lucht zit. De zwavel kwam vooral van zware industrie, kolencentrales en autoverkeer.

Er kwam Europese regelgeving om de zuurgraad van de regen terug te dringen. Fabrieken bouwden installaties om de zwavel af te vangen voordat het de schoorstenen verlaat. In auto’s werden katalysatoren aangebracht. Ook werd de samenstelling van de benzine aangepast en nam het gebruik van zwavelhoudende bruinkool in energiecentrales sterk af. Door al deze maatregelen is de vervuiling door zwavel sterk verminderd.

‘Je hoort eigenlijk nooit meer iets over zure regen’, en dat klopt: de regen is minder zuur geworden.

Nog altijd stikstof

Een andere belangrijke component van luchtverontreiniging is stikstof. Anders dan zwavel maakt de stikstofdepositie de regen niet zuur. De verzuring ontstaat in de bodem door allerlei bacteriële processen.

Anders dan zwavel is het terugdringen van de vervuilende stikstof minder makkelijk. Toch is er al wel het een en ander bereikt. Ammoniak uit de mest van dieren werd deels teruggedrongen door boeren te verplichten hun drijfmest te injecteren (wat overigens slecht is voor de kwaliteit van de bodem, en nog altijd het grondwater belast). De stikstofbelasting vanuit de intensieve veehouderij is er nog steeds, ook omdat de productie van melk en vlees de afgelopen jaren steeds verder is toegenomen. Ook andere stikstofbronnen, zoals vervoer en industrie, blijken moeilijk te beheersen. Er bestaat hier al langer Europese regelgeving voor, maar die wordt slecht gehandhaafd.

Stikstof nivelleert de vegetatie, en daarmee het dierenleven

Stikstof heeft naast een verzurende werking ook een effect van ‘overbemesting’. Door deze overmaat aan bemesting groeien stikstofminnende planten, waaronder bepaalde grassen, brandnetels en vlier harder; andere, meer kwetsbare soorten krijgen geen kans meer. Hierdoor nivelleren kleinschalige groeiplaatsverschillen, alles wordt eenvormig.
Niet alleen de variatie in plantensoorten neemt zo af, er is ook al enige decennia een dramatische achteruitgang van insecten. Daarbij speelt ook gebruik van pesticiden een rol. De achteruitgang van insecten, zowel in aantallen als in soorten, heeft invloed op het gehele ecosysteem, want insecten vormen een belangrijke voedselbron voor veel andere dieren waaronder vogels. De overmaat aan stikstof heeft dus een breed werkend, negatief effect op de biodiversiteit.

Feitelijk is het wonderbaarlijk hoe goed de meeste bomen zich handhaven in de door stikstof steeds zuurder wordende bodem. Verzuring veroorzaakt namelijk, sluipend, een verandering in de mineralenhuishouding van de bodem als gevolg van de uitspoeling van voedingsstoffen die daarmee onbereikbaar worden voor de boomwortels.
Bomen en planten nemen voor hun groei, naast water, ook kleine hoeveelheden mineralen op. Ze worden daarbij geholpen door schimmels.

Dat verschijnsel, de samenwerking tussen schimmels en boomwortels noemen we mycorrhiza. Veel schimmels kunnen echter slecht tegen zuur en sterven af, waardoor sommige bomen lang niet altijd de juiste mineralen kunnen opnemen.

Ook komt bij een steeds zuurder wordende bodem aluminium vrij dat giftig is voor wortels, die daardoor sterven. In een groot deel van het Nederlandse bos – met name op de arme zandgronden – heeft het bodemwater al een heel hoge zuurgraad.
De verstoorde mineralenhuishouding leidt naar verwachting op termijn tot verminderde vitaliteit, en dat is nu al in veel bossen merkbaar. Juist nu ons bos weerbaar moet zijn om ook de invloed van het veranderende klimaat op te kunnen vangen, is dit extra zorgelijk.

Stikstof en klimaat

Ondanks het gegeven dat stikstof een verstorend en nivellerend effect heeft op het bosecosysteem, redden de meeste bomen het vooralsnog. Maar er is nog een vervelend effect van de stikstof: door stikstof gaan bomen harder groeien. Dat lijkt gunstig, de bomen produceren dan immers meer hout en leggen dus meer CO2 vast. Maar, die snellere groei maakt de bomen kwetsbaarder voor droogte; als bomen harder groeien hebben ze meer water nodig. Doordat veel van onze bossen op verdrogingsgevoelige (zand-) bodems staan, kan er in droge periodes eerder droogteschade aan de bomen ontstaan. In het ‘nieuwe klimaat’ duren die droge periodes ook nog eens langer.
De zuurlast op de bodem heeft een cumulatief effect: de huidige verzuring als gevolg van de stikstof komt bovenop de eerdere verzuring.